zondag 7 augustus 2011

'De Standaard' van woensdag 9 dec 1992

Van samenwerking naar diepe vijandschap.

Patriottenleger verdreef Oostenrijkers naar Luxemburg

"...Dat men zich wachte van niets alleen 't ondernemen... dat d'actie zal of wel generael zyn voor heel het Land en beginnen van de Grenzen om by een te trekken ter naester Garnisoen Steden, op welk zal beginnen van een zeker gewest. In alle gevallen sal 't Volk'er van verwittigt zyn door gedrukte briefjens uyt-te geven door de associatie pro Aris & Focis, die verspreyd is door heel het Land en boven maeten aengroeyt..." Zo luidde een van richtlijnen van het geheim genootschap Pro Aris et Focis aan de vrijwilligers, die zich eind 1789 klaarmaakten om de Oostenrijkers uit de Nederlanden te verdrijven. In oktober van dat jaar, na de aanhouding van enkele leiders van het genootschap in Brussel en de vlucht van Vonck naar Breda, konden de patriotten hun actie niet lang meer uitstellen.
Joannes Franciscus Vonck als schooljongen te Baardegem
Kunstenaar: niet gekend
Jan Andries Vander Mersch

Hendrik Van der Noot wilde met de inval wachten tot de lente van 1790. Ook Jan Frans Vonck had de actie liever nog enkele dagen uitgesteld, zodat de plaatselijke comités van Pro Aris et Focis zich wat beter konden voorbereiden. Maar in Breda werd het startsein gegeven. In de nacht van 23 op 24 oktober 1789 vertrok een troepenmacht onder leiding van generaal Jan Andries Vander Mersch zuidwaarts.
Hendrik Van der Noot

De patriotten namen eerst het fort van Zandvliet in, waar ze een manifest voorlazen waardoor Jozef II van zijn soevereiniteit vervallen werd verklaard. Daarna trok Vander Mersch met zijn troepen naar Turnhout. Hij wilde een open veldslag met de sterkere Oostenrijkse troepen vermijden. Op 27 oktober volgde een confrontatie in de stad, die in het voordeel van Vander Mersch uitviel.

Jozef II




Na de eerste overwinningen verliep de verdere veldtocht wat moeizamer. De verhoopte steun van de bevolking bleef uit, de troepen waren vermoeid en de munitie raakte op. In november trok Vander Mersch zijn manschappen naar de Verenigde Provinciën terug om er nieuwe troepen te trainen.

Onder leiding van de prins de Ligne vertrok een kleine troepenmacht naar Gent. In de nacht van 16 op 17 november werd de stad bevrijd. Vander Mersch rukte opnieuw op naar Brabant, waar hij Diest en Tienen bevrijdde. Daarna stelde hij een staakt-het-vuren van tien dagen aan de Oostenrijkers voor, omdat hij een open confrontatie met het Oostenrijkse leger vreesde.

Nog voor het staakt-het-vuren was afgelopen, kwam de Brusselse bevolking in opstand. De Oostenrijkse soldaten deserteerden massaal en de regering vluchtte naar Luxemburg.

Tegenstelling

Met de verdrijving van de Oostenrijkers uit Brussel was de overwinning een feit. Maar meteen rees ook de vraag hoe het bestuur moest worden georganiseerd. De tegenstellingen tussen Vonck en Van der Noot kwamen vrijwel onmiddellijk aan de oppervlakte

Vonck schreef zijn ideeën over de staatsinrichting neer in het geschrift Considérations impartiales sur l'état actuel du Brabant, later vertaald als Onzeydige Aenmerkingen over den tegenwoordige gesteltenis van Brabant en verschenen in januari 1790. Daarin verwierp hij het idee van een Assemblée Nationale, zoals die in Frankrijk tijdens de revolutie werd ingevoerd. Vonck wilde wel hervormingen, maar dan binnen de bestaande structuren. Dit geschrift werd het officiële programma van progressieve strekking

Vonck wilde de Statenvergadering met vertegenwoordigers van de drie standen, clerus, adel en burgers, behouden, maar hij stelde wel enkele aanpassingen voor. De eerste stand mocht niet langer alleen maar door abten worden vertegenwoordigd. Ook vertegenwoordigers van de seculiere geestelijkheid moesten zitting krijgen. Ook de tweede stand, de adel, moest worden uitgebreid met nieuwe vertegenwoordigers.

Wat de derde stand betreft, stelde Vonck voor om niet alleen vertegenwoordigers van de rijke patriciërsfamilies en ambachten uit de grote steden toe te laten, maar ook de hoge middenklasse, zoals de handelaars, renteniers en advocaten. Bovendien moest in die stand een tweede kamer worden opgericht, waarin afgevaardigden van kleine steden en het platteland zitting zouden krijgen. Die vertegenwoordigers moesten door de burgers worden verkozen. Alleen "zij van wie het bekend was dat ze geen eigen wil hebben" mochten niet stemmen.

Vonck was voorstander van de scheiding van de machten, zoals Montesquieu die had voorgesteld. Volgens zijn plan moesten de nieuwe Staten de wetgevende macht hebben. Bovendien kregen ze de financiën in handen

Een Raad van State bestaande uit vijf afgevaardigen, waarvan elke geleding van de Staten er één koos, en de Raad van Brabant de vijfde aanduidde, kreeg de uitvoerende macht. De rechterlijke macht zou door de Raad van Brabant worden uitgeoefend

Onbekend

Hoewel Vonck's ideeën absoluut niet radicaal progressief waren, gingen ze voor Van der Noot veel te ver. Van der Noot en zijn aanhangers, de Statisten, ijverden voor het herstel van de oude instellingen en de eeuwenoude privileges. Het hoogste gezag was aan de Staten voorbehouden.

Na de overwinning werd Vonck naar Gent gestuurd, om er samenwerking te bepleiten. Vander Noot maakte van zijn afwezigheid gebruik om zich als de "echte leider" van de revolutie op te werpen. Op 18 december liet hij zich in Brussel door het volk huldigen.

Van der Noot had het niet moeilijk zichzelf in de belangstelling te werken. Vóór de revolutie stak hij niet onder stoelen of banken dat hij tegen de Oostenrijkse heerser wilde optreden. iedereen wist dat hij in Breda een opstand voorbereidde. Vonck en zijn aanhangers waren zo goed als onbekend. Zij waren gedwongen in het diepste geheim te werken. Van die onbekendheid profiteerde Van der Noot om het volk tegen hen op te ruien. Verlooy schreef daarop Les auteurs secrets de la révolutin présente, waarin hij probeerde uit te leggen wie de revolutie had geleid.

Het mocht allemaal niet baten. In Brabant kregen de Statisten de overhand. De Staten van Brabant riepen de soevereiniteit uit en op 31 december zwoer elk van de drie standen trouw aan de twee andere.
Ook de staten van Henegouwen en Namen en de stad Doornik riepen hun onafhankelijkheid uit. Limburg (niet te verwarren met de huidige provincie, die toen de naam Loon droeg) volgde enkele maanden later, Luxemburg was niet bij de revolutie betrokken.

Begin 1790 namen de Staten van Brabant het initiatief om de Staten-Generaal (Brabant, Gelderland, Vlaanderen, Henegouwen, Namen, Doornik, het Doornikse, Mechelen) samen te roepen. De Staten-Generaal sloten op 11 januari een verdrag waardoor de "Verenigde Nederlandse Staten" werden opgericht. In het Frans werd dat Les Etats Belgiques Unis, waarbij belgique als adjectief voor Pay-Bas werd gebruikt.

De Verenigde Nederlandse Staten werden een confederale staat, waarin elke provincie bijna volledig zelfstandig bleef. Alleen voor militaire, diplomatieke en monetaire zaken werd een gezamenlijk beleid gevoerd. Voor die "nationale" bevoegdheden werd een congres in het leven geroepen. Ook de Staten-Generaal bleven bestaan. In het oprichtingsverdrag stond expliciet vermeld dat het congres het katholieke geloof aanhing.

De Staten-Generaal kregen de wetgevende, het congres de uitvoerende macht. Aangezien beide organen door dezelfde afgevaardigden werden bevolkt, was van een scheiding der machten geen sprake. Hendrik Van der Noot werd minister en kannunik Van Eupen staatssecretaris.

Door dit systeem werd de machtsbasis van de conservatieve Staten en de bevoorrechte stand versterkt. Voor democratisering was geen enkele ruimte. Vonck en zijn aanhangers belandden in de oppositie. Tussen Vonckisten en Statisten ontbrandde een echte pamflettenoorlog. Later zou er bloed vloeien.

1 opmerking: